Te laat... en toch niet te laat...

Wat een reis…..

Het is al weer heel wat jaren geleden dat we als gemeente in Arnhem flyers uitdeelden in de stad. 
Mensen konden door middel van een aangehecht invulstrookje een “Levensbron” (Nieuwe Testament) aanvragen. Op een dag kreeg ik enkele aanvragen om die mensen een exemplaar te brengen. Tot mijn verbazing was er een adres bij van een moslim familie. 
Het verbaasde en verblijdde me. ‘s Zaterdags ging ik er heen. Ik ging de levensbron altijd persoonlijk afgeven. Ik belde aan en een heel leuke en correcte jongen deed open. Ik vroeg hem of hij dit Boek had aan gevraagd. 
“Ja, mevrouw”, zei hij. 
Waarop ik zei: “Maar jij bent moslim, waarom wil je dan over Jezus weten?” 
“Komt u binnen mevrouw, ik zal thee zetten en mijn verhaal vertellen”. 
Nieuwsgierig volgde ik hem, me verbazend over de keurige flat, alles heel sober, maar erg netjes. Terwijl het water opstond begon hij zijn verhaal. 
“Ik groeide op in Afghanistan, we leefden gelukkig, ondanks dat we eerst onder het communisme leefden. Ik zat met Russische jongens op de moslim school. Op een dag gebeurde er iets dat niet kan en toch gebeurde. Er werd een film over het leven van Jezus getoond. Ademloos heb ik die gevolgd, het verlangen naar Jezus werd hierbij in me opgewekt en terwijl ik meer van het leven van Jezus zag werd mijn verlangen steeds dieper en dieper.. en dieper. Een ding bleef als een zekerheid over: ik wilde Jezus leren kennen. Dat kon niet in mijn land”. Hij wachtte even en staarde in de verte… zag hij alles weer gebeuren?
Hij ging weer verder: “De communistische overheersing verdween. Maar toen kwam de Taliban en mijn hele familie moest vluchten, alles achterlatend. We gingen naar een buurland, waar we gedoogd werden en we ons heel stil en op de achtergrond hielden.”
Op een dag moest een oom van mijn schoonzusje vluchten, zij was bij hem in huis, en liep ook gevaar. Daarom vluchtte ze met hem mee. Ze was enkele weken zwanger. Mijn broer en ouders waren dodelijk ongerust. Ook voor ons brak de dag aan dat we moesten vluchten. Mijn ouders en mijn kleine zusje gingen eerst, ik zou enkele weken later volgen. Mijn zusje kreeg een middeltje toegediend, zodat ze steeds sliep en niet kon gaan huilen. Mijn ouders zouden laten weten waar ze waren, zodat ik naar hen toe kon gaan….
Weer wachtte hij even… “Maar ik hoorde niets en ben ook op pad gegaan, we hadden Moskou uitgekozen voor tijdelijk verblijf. Zonder geldige papieren, enkel met een heel klein beetje geld, begon ik aan het eindeloze avontuur. Vol verwachting maar me ook bewust van het gevaar dat er voor me was. Na eindeloze omzwervingen en veel vragen kwam ik in de miezerige regen in Moskou aan. Waar moest ik heen?”
Even laat hij de herinneringen weer passeren…
“Er kwam een agent naar me toe”. 
“Papieren”, snauwde hij me toe. 
“Meneer, die heb ik niet, ik ben vluchteling”. 
“Dan je geld! “
Triest staan zijn ogen terwijl opnieuw deze diepe vernedering in zijn herinnering beleefde. “Tranen schoten in mijn ogen, ik heb een klein beetje geld, meneer, een heel klein beetje geld, ik heb geen huis, geen familie… niets… neem dit niet van me af, alstublieft. Ik heb hier geen mensen die ik ken…”
“Geef hier”, was het enige wat hij zei….
“Toen hij weg was, ging ik op een stoeprand zitten, alles was mist, regen en triestheid, buiten… en ook binnen in mijn hart. Een zwerfhond kwam naast me staan en legde zijn kop op mijn knie…Radeloos was ik”. 
Met een ruk draaide hij dichter naar me toe: ”Mevrouw, ik heb een dringende vraag aan u: In mijn ellende en radeloosheid bad ik tot Jezus. Ik bad en riep: “Jezus, als U echt bestaat, help me o, help me alstublieft. Amen”. 
Ik deed mijn ogen open en op dat moment reed er een grote zwarte auto langs me heen. Ik keek in de ogen van de zoon van een officier die naast me op school had gezeten. We herkenden elkaar en hij stopte. “Arash…jij hier”?! Ik vertelde mijn verhaal en hij nam me mee naar het huis van zijn ouders”. 
Vol verwachting keek hij me aan: “Mevrouw, vertel me…was dit gebedsverhoring? Heeft Jezus mijn gebed verhoord? 
“Ja “, zei ik”, “God heeft je gebed verhoord”. 
“Dank u“, zei hij zacht. “Door een wonder heb ik mijn ouders weer terug gevonden. We besloten naar een ander land te gaan, ik adviseerde mijn ouders naar Nederland te gaan, een christenland. Ik dacht dat ik hier Jezus zou leren kennen. 
De teleurstellende ervaringen van de begintijd in Nederland versomberden zijn gezicht toen hij verder vertelde
“We kwamen in Haarlem terecht. In drie maanden tijd sprak ik goed Nederlands. Al snel mocht ik naar een middelbare school. Toen ik bij die Nederlandse jongeren kwam, was mijn eerst vraag aan een jongen: “Vertel me van Jezus…” Het antwoord was kort: “Die ken ik niet”. Ik vroeg aan een andere jongen, “Wie is Jezus?” Zijn antwoord was nog verpletterender: “Die is dood”… was zijn reactie. Ik vroeg verder en verder, maar mevrouw, niemand kon me iets vertellen van Jezus. Ik was diep gedesillusioneerd. Hoe kan dit, in een land vol Christenen… niemand die Jezus kent…Niemand die interesse in Hem had”. 
Ik kwam wel Christenen tegen die God vloekten… die met Jezus spotten… ik begreep het niet. Na een omweg zijn we toen hier terecht gekomen, maar ook hier kon niemand me antwoord geven”. 
Zijn handen speelden voorzichtig met de flyer die bij hen was binnengekomen.
“Mevrouw en toen kwam deze folder in de brievenbus en ik dacht: “Dit is mijn kans. Nu kan ik het te weten komen”.

Met diepe ontroering heb ik geluisterd en me diep, diep geschaamd voor mijn volk en voor de kerken. Ik vroeg hem naar zijn familie en of er wel eens een Nederlander bij hen op bezoek kwam. 
“Nee, mevrouw”, zei hij, “niemand bezoekt ons”. 
“Zouden je ouders het op prijs stellen als ik hen bezoek?” 
“Dat zouden ze heel fijn vinden” zei hij…en toen zei hij ineens; “O ja, ze hebben enkele vrienden gekregen…die bezoeken hen soms”. 
Ik schrok en dacht, dat is het “Wachttoren genootschap”…. Ik ben te laat…wij hebben het laten liggen als kerk en zij doen wat wij moeten doen. 
“Maar mevrouw, komt u gerust, u bent hartelijk welkom, ze zullen het erg fijn vinden”. 
Een week later ging ik er heen. Een meisje speelde op de galerij. Ik dacht, dat is zijn zusje en vroeg of Arash thuis was. In perfect Nederlands zei ze: ”Nee, mevrouw, maar mijn ouders wel, komt u maar”. 
De deur stond open en ze huppelde naar binnen. De vader kwam er aan en zei: “U bent de mevrouw van de Bijbel , komt u alstublieft binnen”. Het dochtertje vertaalde voor haar vader en voor mij. Ik zag in één oogopslag dat er mensen van het “Wachttoren genootschap” in de kamer zaten en zei: “Maar u hebt bezoek, dan kom ik een andere keer”. 
In stilte wilde ik niets liever dan naar binnen gaan. De vader bleef aanhouden en ik liep mee de kamer in. Hij stelde de mensen aan me voor, ik stak mijn hand naar hen uit, maar zij stonden op en gingen weg. In mijn hart dankte ik de Heere. 
Arash zijn vader ging thee zetten en vroeg het meisje om haar moeder te roepen. Even later kwam ze uit de slaapkamer en we kregen een heel goed gesprek. Als moeder tegenover een andere moeder. Een moeder met veel verdriet. Ze vertelde dat ze het Nederlands niet kon leren. “Mijn hoofd zit boordevol tranen en verdriet”. zei ze, terwijl haar en mijn tranen over onze wangen rolden… Diep bewogen luisterde ik , sloeg mijn armen om haar heen en zei, “Ik begrijp het en vanaf nu zal ik elke dag voor u bidden en voor uw familie”. Ze bedankte me hartelijk en toen ik weg ging nodigde ze me met klem uit om terug te komen. Terwijl ik naar huis reed dacht ik aan wat deze mensen me allemaal hadden toevertrouwd en was diep, diep bewogen. 
Ik hoop u een volgende keer het vervolg aan te reiken.
Nellie

Volgend verhaal een moeilijke weg