website voor iedereen
“oud worden en dan…. sterven” Veel ouderen, en stokouden zuchten van nood en ellende als zij aan het einde denken…. Zij zien het alleen maar als “dood gaan”. Uitzichtloos… Ben ik een kind van God….?
Ze zien het niet zitten dat er voor hen hoop is……..
Is het voor jonge mensen anders…. hebben die altijd toekomst?
Ja… die praten maar gemakkelijk… Anderen trekken zich nergens iets van aan. Zijn helemaal koud voor dit probleem…….
Ja, cremeren of begraven… dat is nog wel een vraag, maar verder komt het vaak niet meer. “Geniet van je leven zolang je er bent. Er is nog geen mens terug gekomen.”
Kleine kinderen stellen er wel eens vragen over, maar die zijn nog niet wijzer….. Oude mensen zitten er wel eens over te zeuren, maar dat zijn die mensen die het niet goed gedaan hebben in hun leven.
Als je altijd goed geleefd heb, ieder het zijne gegeven, nooit verkeerd gegaan, niet gestolen… nou wat moet je dan nog meer???
NOG NIET
Iemand heeft eens gezegd dat jonge mensen boven hun leven kunnen schrijven „nog niet”.
We gaan daar naar kijken in dit artikel.
De jongeren hoor je zeggen:
- ik ben nog niet op school;
- ik ben nog niet van school af
- ik heb nog geen vriendje
- ik ben nog niet getrouwd
- ik heb nog geen rijbewijs
- ik heb nog geen vast beroep
- ik weet nog niet echt welke kant ik
op zal gaan….
In het begin van deze periode wordt er helemaal niet aan de toekomst gewerkt. Stapje voor stapje komt het besef dat je wat op moet bouwen.
In de beginperiode was er nog tijd om aan de Heere Jezus te denken, versjes te leren over de hemel en over God…. Plaatjes te kijken in de kinderbijbel…. Naar oma te luisteren of naar opa als zij vertelden over hun leven met de Heere God.
Als er iemand stierf in de omgeving of in de familie hoorde je wel eens: “Mama tante is nu in de hemel bij Jezus toch”. Of een gebedje “Lieve Heere wilt U mijn konijntje beter maken”.
Het is heel optimistisch “toekomst gericht”.
God en Jezus spelen daar vaak in meerdere of mindere mate een rol in… Die passen helemaal in het spel en in de verwachting. Vaak zelfs heel positief en heel vertrouwelijk. Met een heel echt kinderlijk geloof. Dat is dan misschien theologisch niet helemaal juist, maar het er is een liefde tot de Heere in.
Ook op volwassen leeftijd klinkt vaak het “nog niet nog steeds:
- we hebben nog geen kinderen,
- de kinderen zijn nog niet op hun bestemming,
- ik nog lang geen pensioen
- ben nog niet aan het maximum van mijn salaris…..
- ik ben nog lang geen zestig jaar…
- ik wil nog een keer voor mezelf een huis bouwen
- ik heb nog zoveel vragen…
Nog steeds is het een vooruit kijken. De toekomst in. “Natuurlijk!” hoor ik je roepen… Ik moet toch zorgen en vooruit zien. Ik kan maar niet Gods water over Gods akker laten lopen. Ja, dat is waar, maar in tijd van zelfstandig worden komt er vaak steeds minder plaats vrij om aan de Heere te denken, of aan na dit leven.
Langzamerhand gaat het „nog niet” der jongeren dan over in het vrijblijvende “nog”. Ik kijk nog vooruit, maar voor sommige dingen is het eigenlijk tijd om gearriveerd te zijn.
Jonge mensen zeggen dit „nog niet”, omdat de toekomst voor hen ligt en de door hen geplande levensweg. Omdat ze nog geschiedenis moeten maken. Jeugd en toekomst, zo hoor je wel eens zeggen; horen bij elkaar.
Wat jammer dat er dan zo vaak alleen de “dichtbij-toekomst” gedacht wordt.
En zo snelt het leven voorbij als het landschap in de trein…
EN DAN PLOTSLING….
En plotseling is er dan de “oude dag”. Het begint vaak zo heel onschuldig. Zere benen, pijn in je rug. Een griepje. Maar we knappen niet echt op. Er wordt mee gelachen en een beetje vriendelijk gespot: “Je zult aan de rollator moeten hoor. Of je wordt gewaarschuwd om niet “achter de Geraniums” te gaan zitten.
Hij was jarig.
Vijf en tachtig jaar. Wat een leeftijd al.
Een periode waarin een paar wereldoorlogen vielen! Toen we zo bij elkander zaten, zei hij opeens: “ik zou nu boven mijn leven kunnen schrijven de woorden: „niet meer”.
- mijn vrouw is er — “niet meer”.
- mijn vrienden zijn er — “niet meer”.
- mijn vrijheid is er — “niet meer” — ik zit hier in een rusthuis.
- mijn huis heb ik — “niet meer”.
- mijn gezondheid is — “niet meer” — zo best.
- mijn gehoor is — “niet meer” — zo goed.
- mijn lopen gaat — “niet meer” — zo gemakkelijk.
- mijn werk heb ik — “niet meer”.
- mijn geheugen is — “niet meer” — zo betrouwbaar.
- Allemaal: “niet meer”, “niet meer”…..
Dat zei deze vijf en tachtig-járige.
En zo is het.
Iedere oudere kan zo'n lijstje met: “niet meer”” opstellen.
Bij de een zal het langer zijn dan bij de ander. Maar ieder heeft er één. En, hoe ouder u bent, hoe langer het lijstje wordt.
Ten slotte zal er onder ieder lijstje geschreven worden: hij of zij is er... “niet meer” ...
Ik heb toen mijn Bijbeltje genomen. En dat doe ik nu ook maar terwijl ik samen met u over deze dingen nadenk.
Weet u dat de Bijbel dat ook al eens op dichterlijke wijze heeft weergegeven? Lang geleden.
We gaan een gedeelte lezen met enkele verklarende toevoegingen, Prediker 12,
„Gedenk aan uw schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen, waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen behagen”.
„De kwade dagen” dat is de oude dag, de tijd van de aftakeling, van het „“niet meer”. „
Waarvan gij zegt: ik heb daarin geen behagen”, ja, dat is nóg zo: we willen allen graag oud worden, maar niemand wil het graag zijn!
„Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren”: hoe zullen we goed oud kunnen zijn en worden als we de Schepper in onze jeugd niet gevonden hebben? Een goede ouderdom wordt in de jeugd voorbereid. Zeg dat maar tegen jonge mensen, die bij u komen.
„Voordat de zon verduisterd wordt evenals het licht en de maan en de sterren, en de wolken na de regen wederkeren ;” hier wordt de ouderdom vergeleken met een somber, licht loos landschap, dat door de ene regenbui
na de andere gestriemd wordt
„op de dag dat de wachters van het huis beven” deze wachters zijn de handen. Wat kan het lastig zijn wanneer die beven gaan zodat je morsen gaat met eten en drinken. En als je dan altijd zo netjes geweest bent! Niemand die begrijpt hoe gegeneerd je je dan in gezelschap gevoelen kunt, als men dit niet zelf meegemaakt heeft. Je bent je vastheid en zekerheid kwijt.
„en de sterke mannen zich krommen” dat zijn de benen; zojuist passeert een oude man mijn raam, voetje voor voet je; zijn benen zijn kromgetrokken... de levenskracht is er uit.
„en de maalsters ophouden, omdat haar aantal gering geworden is” dat zijn de tanden en kiezen. De moderne tijd heeft in het kunstgebit een prachtig surrogaat gevonden voor dit ouderdomsgebrek. Ik ken nog wel enkele ouderen die het niet hebben. Bij een staat er eenzaam een tand nog in de bovenkaak, maar deze kan als eenling geen dienst meer doen.
„en zij, die uit de vensters zien, hun glans verliezen”, dat zijn de ogen die dof worden en “niet meer” goed zien. Zelfs kan de moderne bril en het vergrootglas soms geen uitkomst meer bieden.
„en de deuren naar de straat gesloten worden; dat zijn de oren, ze nemen de geluiden “niet meer” op: ze zijn „gesloten”.
„als het geluid van de molen verzwakt en de stem hoog wordt als die van een vogel en alle tonen gedempt worden”. De mond wordt vergeleken meteen molen. Uit een molen komt geluid. Dat is bij de mens de stem. Maar die wordt zwakker; dunner (hoger staat hier) en het gehele geluid wordt minder vol en klankrijk: gedempt. Het laatste kan ook zien op het slechte gehoor: de geluiden klinken voor de oude mens gedempter.
„op de dag dat men ook vreest voor de hoogte” wat gaat dat trappen klimmen moeilijk als je oud geworden bent; men gaat er soms om verhuizen naar een benedenhuis en bejaarden gaan geen bergtochten meer maken.
„en er verschrikkingen op de weg zijn”
Och ja, een kleine jongen die op het tróttoir met zijn autoped aan komt zetten doet u al angstig en onzeker stilstaan. En dat oversteken in een drukke stad... Ik ken mensen van middelbare leeftijd die al “niet meer” durven fietsen in de stad.
„de amandelboom bloeit” men wordt grijs, wit, als de bloesem van de amandelboom voor ze afvalt.
„de sprinkhaan zich voortsleept” dat zijn de gewrichten die “niet meer” zo lenig zijn; het bukken en knielen gaat moeilijk.
„en de kapperbes “niet meer” helpt” (nu zouden we misschien zeggen: wanneer vitamine-preparaten e.d. “niet meer” helpen; de eet- en levenslust is door niets meer op te wekken, de oude vertaling heeft hier: „en dat de lust zal vergaan”.
„Want de mens gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers gaan rond op de straat” alles loopt uit op de dood, op de eeuwige bestemming van de mens.) „voordat het zilveren koord losgemaakt en de gouden lamp verbroken wordt, voordat de kruik bij de bron verbrijzeld wordt,” (in twee schone beelden: een lamp die valt en breekt, een kruik bij de bron die stuk valt, wordt het sterven hier beschreven. Het leven is kostbaar, daarom is er sprake van de zilveren koorden en een gouden lamp.
„en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.” onomwonden wordt thans het einde weergegeven.
Prachtig toch, dat de Bijbel het leven zo goed kent en weergeeft.
Maar….. er komt nog een gevaar aan!
Omkijken…….
U hebt het leven gehad; u hebt reeds geschiedenis gemaakt; u hebt de levensweg grotendeels afgelegd. U gaat in het verleden leven.
Ouderdom en verleden horen bij elkaar, wordt vaak gezegd. Och laat hem maar een praten, dat hoort bij de oude dag…..
En toch … Is dit zo?
Het kan zo zijn, ja…. Als dit leven alles voor u is — ja, dan wel.
Dit is heel ontroerend beschreven in de korte roman; „De Grote Zaal”. Het is helemaal geen christelijk boek. Integendeel. Maar je komt er zeker diep van onder de indruk; van de armoede van het oud worden en sterven… zonder Jezus Christus.
Het is om te huilen, ja te schreeuwen…..
De oude vrouw van wie het leven in dit boekje beschreven wordt, moet als iedere oudere van lieverlee alles loslaten. Terecht gekomen in een rusthuis tussen voor haar onbekende vrouwen, heeft ze nog maar één uitzicht: “de grote zaal”.
Dat is de zaal in het huis, waar je komt als je ziek wordt en gaat sterven. Dat weten alle mensen in dit huis. En met een zekere angst ziet men deze zaal aan.
Voor haar is het enige wat haar nu nog wacht, haar enige toekomst, zo zegt ze. “De grote zaal”!
Wat verschrikkelijk.
En dan te bedenken dat er ook nog een oordeel komt na de “grote zaal.
Je zou je om willen draaien en geen blik meer in de toekomst willen slaan, om je te verbergen in het verleden! Nooit meer denken aan de toekomst.
Ik heb een keer iemand horen zeggen: “Ik wilde dat ik een varken was, dan was dood tenminste dood….”
Wat ben je dan ver van dat kind vandaan…. dat kind dat spontaan gelooft dat God bestaat, dat Jezus er is. Wat ben je dan ver van de rijkdom van de Bijbel vandaan.
Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verderft, maar het eeuwige leven heeft. Johannes 3:16
Hoe schittert hier de rijkdom van het geloof in Jezus Christus.
Dat geeft in de ouderdom het uitzicht op een Grote Zaal. Maar een heel andere dan die in dat rusthuis. De blijde zaal, waar Gods heerlijkheid schittert, waar Gods liefde voor eeuwig bestaat en ervaren wordt. Gods kind kan zo sterk hiernaar verlangen.
Een christen heeft niet de belangrijkste gebeurtenissen achter zich liggen, die komen nog.
Ja, hij heeft, als hij oud geworden is, het leven hier op aarde gehad, maar Het Leven, met hoofdletters komt nog.
Hij zegt niet, ik heb niets meer te verwachten, want hij heeft nog geweldige dingen te beleven en te verwachten.
„Mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot,” zei Job.
„Ik wenste wel ontbonden te zijn en met Christus te wezen”, zei Paulus.
Een Christen kan ook in zijn ouderdom boven zijn leven zetten: “nog niet”.
In dat opzicht is hij jong gebleven. De toekomst en de oude christen horen strikt bij elkander.
Want:
Jezus zei: “Ik ga heen om u plaats te bereiden….”
Een dichter schreef:
„Hoe dichter ik nader tot het huis van mijn Váder,
hoe sterker ik hijg naar de hemelse woning
waar ‘t heil van mijn Koning mij wacht na de krijg.”
- Een paar mannen stonden tegelijk met een oude dame op het balkon van een tram. Tamelijk hardop, zodat zij het horen kon, zei een van deze „heren”: „daar is ook het beste af”, doelend op die oude dame.
„Pardon”, zei ze toen, „ik meen me een christen te mogen noemen en dus komt voor mij het beste nog!”
- Toen een Russische bisschop voor het communistisch vuurpeloton gezet werd riep hij: „Welaan, gij doden, schiet: ik ga leven”
Ja, het beste komt nog; de christen gaat leven, ook al is hij gestorven.
Daarom kan de Bijbel zeggen dat de rechtvaardigen in de ouderdom groen en fris blijven! Dat ze hun jeugd vernieuwen als een arend.
Een kind van God wordt eigenlijk nooit oud. Want zolang zij hier zijn strekken ze zich uit naar de toekomst. Zij zeggen, net als jonge mensen: “Nog niet!”
Zegt u het ook, beste lezer?
En zingt u:
„Maar, blij vooruitzicht dat mij streelt!
Ik zal, ontwaakt, uw lof ontvouwen,
U in gerechtigheid aanschouwen,
Verzadigd met uw goddelijk beeld.”
Pessimisme, is de grootste vijand van het geloof….
Pessimisme van het Latijnse woord “pessimum, 'slechtste”, of “negativisme” betekent “van het slechtste uitgaan”. Pessimisten gaan ervan uit dat zij het slechtste deel, het slechtste leven, ja in alles het slechtste getroffen hebben. Geloofspessimisme gaat er gewoon vanuit dat er niets is wat echt waar is. God bestaat niet. “God is liefde” is voor hen belachelijk. Allemaal sprookjes. Dood is dood en verder niets meer.
Ongeloof is het grote struikelblok …. Het niet kunnen of niet willen geloven wat men ziet of wat men hoort. Dit houdt veel mensen van Jezus vandaan. Bederft ook veel in het leven van een kind van God. Denk bijvoorbeeld aan:
Markus 16:9 En als Jezus opgestaan was, des morgens vroeg, op den eersten dag der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdaléna, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had. 10 Deze, heengaande, boodschapte het hen, die met Hem geweest waren, welke treurden en weenden.
11 En als dezen hoorden, dat Hij leefde, en van haar gezien was, geloofden zij het niet.
12 En na dezen is Hij geopenbaard in een andere gedaante, aan twee van hen, daar zij wandelden, en in het veld gingen.13 Dezen, ook heengaande, boodschapten het aan de anderen; maar zij geloofden ook die niet.
14 Daarna is Hij geopenbaard aan de elven, daar zij aanzaten, en verweet hun hun ongelovigheid en hardigheid des harten, omdat zij niet geloofd hadden degenen, die Hem gezien hadden, nadat Hij opgestaan was.
Hier betreft het mensen die in Jezus geloofden, die wedergeboren waren. Die met Hem geleefd hadden. Ze hadden Zijn preken gehoord. Waren door Hem voorgelicht over alles wat komen zou, en…. Het ongeloof slaat toe en grijpt hen vast. Het was voor hen onmogelijk om te geloven dat Jezus opgestaan was uit de dood. Zulk ongeloof is zonde! Het maakt de discipelen niet tot ongelovigen maar tot twijfelaars aan elkaars woorden. Maar ook verloren ze uit het oog dat Jezus gezegd had dat Hij zou opstaan uit de dood.
Ze zijn verdrietig, worden moedeloos, weten niet meer hoe het verder moet. Hun hart is vurig gericht op de Heiland. Juist daarom veroorzaakt het ongeloof veel pijn.
Heel anders is het in Handelingen 2.
De Heilige Geest is uitgestort. Er gebeuren schokkende wonderen. De mensen raken er door van slag. Lees eerst dit stukje maar:
9 Parthers, en Meders, en Elamieten, en die inwoners zijn van Mesopotamië, en Judéa, en Cappadocië, Pontus en Azië.
10 En Frygië, en Pamfylië, Egypte, en de delen van Libyë, hetwelk bij Cyréne ligt, en buitenlandse Romeinen, beiden Joden en Jodengenoten;
11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen de grote werken van God spreken.
12 En zij ontzetten zich allen, en werden twijfelmoedig, zeggende, de een tegen de ander: Wat wil toch dit zijn?
13 En anderen, spottend, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijn.
Mensen die zich ‘gelovig’ noemen, maar niets kennen van het persoonlijk geloven. Alleen religie. Hier komt het vijandige ongeloof om de hoek kijken. Dat is een wapen in de hand van de satan, de mensenverleider. Hij wil niet dat mensen overtuigd worden van de waarheid rond Jezus. Hij haat Jezus omdat Die hem de kop al vermorzeld heeft….. En het zal nog verder gaan, Jezus zal hem geheel vernietigen. Hij wil niet dat de mensen in geloof naar Jezus gaan. Spot is een heerlijk wapen waarmee hij het ongeloof voedt.
Traditioneel geloven is de verleidende collega van het pessimisme…
Wat bedoel ik met traditioneel geloven? Trouw naar de kerk gaan, bidden, Bijbel lezen. Het hoort toch zo! Traditioneel geloven is niet verkeerd. Traditie is vaak gegrond op heel goede fundamenten. Maar het is niet persoonlijk. Het functioneert niet als relatie tussen God en mens. Het maakt een mens vertrouwd met zijn kerk, met zijn opvattingen. Maar hij of zij blijft onwetende aangaande de persoonlijke omgang met de Heere Jezus. Het werk van de Heilige Geest wordt er in gemist.
Heel veel mensen leven uitsluitend in dit geloof. Zij geloven wat de kerk leert. Zij doen wat de kerk zegt. Ze doen hun best om goed te zijn. En ze gaan er van uit dat alles goed is. Vader deed het ook zo. Moeder leefde ook op deze manier.
In mijn werk heb ik duizenden mensen leren kennen die op deze manier leefden en leven. Zowel Katholiek als Protestant, Reformatorisch zowel als Evangelisch. Oude en jongere mensen. De ouden waren er vaak dik tevreden mee. Ze hadden wel geen vastheid om te sterven, maar een stille hoop dat het wel goed zal komen.
Bij deze vorm van geloven hoort ook het afgeven op anders denkenden. Maar ook de wanhoop als men oud is en het op sterven aan gaat komen. Ik hoorde pas nog van een man die smekend vroeg aan zijn zoon: “Willen jullie voor me bidden want ik ga sterven en ik ben niet bekeerd. Ik kan niet sterven zoals ik nu ben”. “Ja, maar, vader, u was toch altijd in de kerk. U was zelfs jaren ouderling? Dat is toch niet niks?”
Hij was alleen traditioneel gelovige…. Let er op oudere die dit leest! Zo kan het ons allemaal vergaan. Let er op jongere die dit leest, nu is het de tijd om de Heere te zoeken. Om de Bijbel te geloven. Om je over te geven aan de Heere. Straks komen al die moeilijke dingen van de oude dag, en dan komt er nergens meer iets van terecht.
Ander voorval: vanuit traditioneel geloven enig besef van de werkelijkheid gekregen.
Janeke zuchtte diep: “Het zal niet gaan, Janeke”…
“Wat zal er niet gaan Janeke?” Ik was blij met zijn zucht en wilde graag verder met hem. Zijn antwoord was zeer verrassend: “Als ik bij God kom”… Hij had hevig kanker en moest sterven. De dokter had hem hoop gegeven voor een week of drie. Hij was Katholiek en kende een heleboel van de Bijbel. Ging elke dag naar de kerk. Was heel trouw.
Ik wees hem daar ook op: “Maar Janeke, zo trouw als jij is er bijna niemand. Hij keek me meewarig aan: “Jongen, jij bent Gereformeerd. Jij weet veel beter dan ik dat er bij God andere regeltjes zijn dan bij ons”. Dat was zijn grote probleem.
Enkele weken later was ik weer bij hem. Hij had bloed opgehoest. Zijn longen waren stuk van de ziekte. Hij zuchtte: “Zal niet gaan…. zal niet gaan”.
De liefde voor deze vriend kneep mijn hart in elkaar. Ik greep zijn hand: “Maar Janeke; het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon reinigt ons van alle zonden”.
Het liefst zou ik het hard geschreeuwd hebben. Maar dat was niet nodig. De Heilige Geest drong met die paar woorden binnen in zijn hart. Hij sloeg ze ogen op en stamelde: “Dat ik dat nou toch gehoord heb. Zomaar in mijn eigen huis”. Hij kon het niet op. Hij zag mij niet meer. Van traditioneel gelovige was hij een kind van God geworden.
Helaas… het andere komt ook voor, en best veel… Een man of een vrouw hebben heel hun leven in de kerk gezeten. Onder de zuivere prediking van Gods Woord. Als je een gesprek met hen had wisten ze alles haarfijn uit te leggen. Maar toen kwam het einde… en geen enkel houvast. Huilend, schreeuwende tot God heb ik ze mee gemaakt. Maar geen hoop.
Beste ouden van dagen, hoe staat het met uw innerlijke leven? Niets blijft er, als dat er niet is... Waar let u op: op het onzichtbare of zichtbare? Is uw leven vol met “NIET MEER”? Dat is niet zo heel erg. Als u Jezus maar kent
Hij geeft ons kracht! Hij neemt de zondaars aan.
NOG NIET……?
Hoort u, hoor jij nog bij de jongeren die nog een leven voor zich hebben, vol met “NOG NIET”? Ga dan eerst eens achter dat ene aan: Jezus kennen als je Zaligmaker. Hij nodigt vol liefde; Mijn zoon, Mijn dochter geef Mij je hart. Je moet er nu mee bezig zijn, voor dat de kwade, pijnlijke, stijve, uitzichtloze dagen komen. De Heere Jezus wacht ook u, wacht ook jou.
Hebt u of heb jij vragen neem gerust contact op via: