Halfweg op de zoldertrap

Dit stukje is geschreven naar aanleiding van enkele verzen uit Jesaja.Vaak wordt Jesaja de Evangelist van het Oude Testament genoemd. Dat is zeker niet ten onrechte. De troostwoorden die hij mag neerschrijven zijn heel rijke woorden.Maar het zijn in zijn boek niet alleen troostwoorden maar ook woorden om te bemoedigen. Woorden die zeker voor onze tijd ook heel bemoedigend zijn. Als je het hele wereldgebeuren overziet kan er wel eens benauwdheid in hart kriebelen.Allerlei troostwoorden hebben mensen al bedacht. “Tanden op elkaar”. “De pap wordt nooit zo heet gegeten dan ze opgeschept wordt”. “Het zal best wel mee vallen”.  “Onze regeerders weten heel goed wat wel en wat niet kan”…

 Allemaal heel schrale troost!

Als ik denk aan alles wat ik lees in de krant, wat ik hoor door de radio, wat ik zie op de TV….  Wie heeft dan het recht om te zeggen dat het wel meevalt? Wie vindt het dan nog vreemd dat ik weleens echt bang wordt?Ja, dan kun je makkelijk zeggen: „Moed houden, het valt nog wel mee”? Ik kan mijzelf toch niet aan mijn eigen haren uit het moeras trekken?

Wat kan het kraken in je gezinsleven… Wat kan het knetteren op je werk… Wat ruik je de kruiddamp in de regeringszalen… Wat een chaos in Brussel. Wat een verschrikkelijke toestanden met die tienduizenden vluchtelingen. Wat een eindeloze stroom van mensen komt hierheen. Wie kan het nog overzien?

Alleen God heeft nog het recht, om tot mij te zeggen: „Zie niet angstig rond, vrees niet”. Waarom Hij wel? Omdat Hij er aan toe kan voegen: „Want Ik ben uw God”, en “Zie ik ben met u”.

Het stormde vreselijk…De pannen rammelden op het dak. De kleine jongen, moest voor zijn moeder iets van de zolder halen. Hij bleef midden op de donkere zoldertrap zitten. Hij durfde niet terug want het was een opdracht van zijn moeder.Maar hij durfde ook niet verder gaan. Hij hoorde de pannen rammelen en  het dak kraken. Hij was bang, ja heel bang. Wat kan er allemaal gebeuren?

“Kom jochie, tanden op elkaar!” Jawel, tanden op elkaar!

Zitten wij ook niet telkens zo midden op de zoldertrap? We weten geen raad met de zorgelijke dingen van het leven. Het maakt ons bang. Bang voor het voortbestaan van ons huwelijk. Bang voor de toekomst van onze kinderen. Bang voor werkeloosheid. Angst voor die pijn steeds weer. Is toch geen ….De moeder van dat jongetje zei later: „Je hoeft niet bang te zijn hoor, God is toch overal'’.

“Ja mama, maar die God van overal die is nergens”.Ik hoor het Job, die grote man in de Bijbel zeggen: “Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet”.Dat kleine jongetje had het ook zo ervaren. Hij zei: „Dat weet ik ook wel mama, dat God overal is, maar ik had toch liever, dat Hij bij mij was en me een handje gaf”.

Weet u; God wil niet de God van overal zijn. Hij wil de God zijn van ergens. Hij wil de God zijn die er is. Precies op dat plekje waar jij in nood zit. Waar jij dreigt om te komen.Hij is niet een God ver weg en niet te vinden. Maar Hij wil zijn de God van jou. De God die ons opzoekt als we angstig rond zien. God van ergens, van juist daar waar wij angstig rond kijken, halverwege de zol­dertrap. Heel positief roept Hij het ons toe: „Ik, de Heere, grijp uw rechterhand vast”! Ik zeg tot u: “vrees niet, Ik help u”.

Aan een God van overal hebben we niets. Aan een God, die onze hand vastgrijpt halverwege de zoldertrap, hebben we alles. En dat doet de God van de Bijbel.

Jesaja 41:8-14

Maar u, Israël, Mijn dienaar, u, Jakob, die Ik heb verkozen, het nageslacht van Abraham, die Mij liefhad, u, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde, geroepen uit haar uithoeken, en tegen wie Ik zei: U bent Mijn dienaar, Ik heb u verkozen, Ik heb u niet verworpen.Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt. Zie, zij zullen beschaamd en te schande worden, allen die in woede tegen u ontstoken zijn. Zij zullen worden als niets, zij zullen omkomen, de mannen die u aanklagen. U zult hen zoeken, maar u zult hen niet kunnen vinden, de mannen die zich tegen u keren.

Zij zullen worden als niets, als volstrekt niets, de mannen die strijd tegen u voeren. Want Ik ben de HEERE, uw God,

Die uw rechterhand vastgrijpt en tegen u zegt: Wees niet bevreesd, Ik help u. Wees niet bevreesd, wormpje Jakob, volkje Israël, Ík help u, spreekt de HEERE, uw Verlosser is de Heilige van Israël. (HSV vertaling)