Rust in het loven van onze God

1

Wij loven U, o God, belijden U als Heer. Eeuwige Vader, U geeft heel de wereld eer. U zingen alle heem'len, serafs, machten, tronen, onafgebroken rijst hun lied op hoge tonen: Gij, driemaal heilig zijt Gij, God der legerscharen, wiens grootheid aard' en hemel heerlijk openbaren!

2

U looft d' apostelschaar in heerlijkheid, o Heer, profeten, martelaars vermelden daar uw eer. Door heel uw kerk wordt steeds, daar boven, hier beneden, in strijd en zegepraal, uw grote naam beleden. Zij looft, o Vader, U, oneindig in vermogen, onpeilbaar in verstand, onmeetbaar in meedogen!

3

U, Vader, U zij lof op een verhoogde troon! Lof en aanbidding zij uw eengeboren Zoon. Lof zij uw Geest, die ons ten Trooster is gegeven, ons in de waarheid leidt, de weg van eeuwig leven. U looft uw kerk alom, waar Gij die ook vergaarde; U looft wat loven kan, in hemel en op aarde!

4

U, Christus, onze Heer, bekleed met majesteit, des Vaders een'ge Zoon, zij lof in eeuwigheid! De mensheid lag in schuld en vloek voor God verloren: Gij hebt, de mens tot heil, de schoot der maagd verkoren. Gij hebt aan 't kruis voor ons de dood zijn macht ontnomen en ons de weg gebaand om tot Gods rijk te komen.

5

Gij zit in heerlijkheid aan 's Vaders rechterhand, tot Gij als Rechter eens de laatste vierschaar spant. Laat nimmer in de nood uw bijstand ons ontberen, Gij kocht ons met uw bloed, blijf, Heiland, ons regeren, wil door uw koningsmacht uw erfdeel trouw bewaren, en met uw heilig volk ons voor uw troon vergaren.

6

Wij zegenen, o Heer, uw goedheid al den dag! Geef dat eeuw in eeuw uit, ons lied U loven mag, geef, dat wij bij uw komst onstraf'lijk wezen mogen: ontferm, ontferm U, Heer, toon ons uw mededogen! Op U steunt onze hoop, o God van ons vertrouwen: zij worden nooit beschaamd, die op uw goedheid bouwen.

                                      Dichter Ahasveros van den Berg – (1733-1807)