ALLE WONDEREN VAN JEZUS OP EEN RIJ

* Liep over het water Mattheüs 14:22-33; Johannes 6:15-21; Marcus 6:45-52)
* Verloste de dochter van een Kananitische vrouw (Mattheüs 15:21-28)
* Bracht een storm tot bedaren (Marcus 4:35-41; Mattheüs 8:18-27; Lucas 8:22-25)
* Vervloekte de vijgenboom (Marcus 11:12-26)
* De eerste twee netten met vis en de roeping van Zijn eerste discipelen (Lucas 5:1-11)

* Een tweede net met vissen (Johannes 21:1-12)
* Veranderde water in wijn (Johannes 2:1-11)
* Voedde 5,000 mensen met vijf broden en twee vissen (Johannes 6:1-14; Mattheüs 14:13-21; Marcus 6:32-44; Lucas 9:10-17)
* Voedde meer dan 4,000 mensen (Marcus 8:1-10; Mattheüs 15:32)
* Bevrijdde een man in de synagoge van demonische geesten (Marcus 1:21-28; Lucas 4:31-37)

* Dreef demonen uit een krankzinnige jongen (Marcus 9:14-29; Mattheüs 17:14-21; Lucas (9:37-42)
* Dreef een geest uit (Mattheüs 9:32-34)
* Dreef een stomme en blinde geest uit (Lucas 11:14-26; Mattheüs 12:22-32; Marcus 3:22-30)
* Deed de dochter van Jaïro opstaan uit de dood (Marcus 5:21-43)
* Genas de blinde Barthimeüs (Marcus 10:46-52)

* Genas de blinde man in Betsaïda da (Marcus 8:22-26)
* Genas de dienaar van de Centurion (Lucas 7: 1-10; Mattheüs 8:5-13)
* Genas de man bij Bethesda (Johannes 5:1-15)
* Genas de schoonmoeder van Petrus (Marcus 1:29-31; Lucas 4:38-39; Mattheüs 8:14-15)
* Genas de zoon van een edelman (Johannes 4:46-54)

* Genas een doofstomme man (Marcus 7:31-37)
* Genas een man die bezeten was van demonen in het gebied van de * Gadarenen (Marcus 5:1-20; Mattheüs 8:28; Lucas 8:26)
* Genas een man die blind geboren was (Johannes 9:1-41)
* Genas een man met een verschrompelde hand (Lucas 6:6-11; Mattheüs 12:9-13; Marcus 3:1-5)

* Genas een man met waterzucht (of oedeem) (Lucas 14:1-6)
* Genas een verlamde man (Marcus 2:1-12; Mattheüs 9:2-8; Lucas 5:17-26)
* Genas een vrouw die al 18 jaar lang krom liep (Lucas 13:10-17)
* Genas een vrouw met een bloedprobleem (Marcus 5:25-34; Mattheüs 9:18-26; Lucas 8:40-56)
* Genas het oor van Malchus (Lucas 22:49-51)

* Genas twee blinde mannen (Mattheüs 9:27-31)
* Haalde een munt uit de bek van een vis (Mattheüs 17:24-27)
* Hij wekte Lazarus op uit de dood (Johannes 11:1-46)
* Hij zuiverde een melaatse (Marcus 1:40-45; Mattheüs 8:1-4)
* Hij zuiverde tien melaatsen (Lucas 17:11-19)

* Wekte de zoon van de weduwe op uit de dood (Lucas 7:11-16)

VOOR VERDERE STUDIE

De onderstaande tabel geeft de wonderen met hun benaming, type en plaats in het Nieuwe Testament en analogie/parallel buiten het Nieuwe Testament. Vele wonderen komen overeen of vertonen parallellen met wonderen van Elia en Elisa, die in het Oude Testament vermeld worden. De typen zijn als volgt afgekort:

  • G = genezing,
  • N = natuurbeheersing,
  • O = opwekking uit de dood en
  • U = uitdrijving van een boze geest.

De evangeliën staan in de kolommen van de tabel bij benadering in historische volgorde: Marcus het eerst, Johannes het laatst, Mattheüs en Lucas die veel aan Marcus ontlenen in het midden. Jezus was als wonderdoener vooral een genezer: ongeveer de helft van de wonderen betreft een genezing.

Nummer

Beschrijving

Type

Analogie (Oude Testament of elders)

1

U

1:21-28

-

4:31-37

-

2

G

1:29-31

8:14-17

4:38-41

-


3

Genezing van zieken en uitdrijving van boze geesten bij zonsondergang

U

1:32-34

8:16-17 alleen uitdrijvingen

4:40-41

-


4

N

-

-

5:1-11

-

Vergelijk de andere wonderbare visvangst in Johannes 21:1-14.

5

G

1:40-45

8:1-4

5:12-16

-

6

G

2:1-12

9:1-8

5:17-26

-

7

Genezing van een man met een verschrompelde hand

G

3:1-6

12:9-13

6:6-11

-

8

N

-

-

-

2:1-11

9

G

-

8:5-13

7:1-10

4:46-54

10

O

-

-

7:11-17

-

11

Uitdrijving bij de blinde en stomme man

U

3:20-30 (niet expliciet)

12:22-28

11:14-23

-

Jesaja 35:5, bij Lucas is de man alleen stom.

12

Storm bedaren

N

4:35-41

8:23-27

8:22-25

-

13

U

5:1-20

8:28-34

8:26-39

-

14

Genezing van een bloedende vrouw

G

5:24-34

9:20-22

8:43-48

-

Dit wonder en het hieropvolgende wonder worden als één verhaal verteld omdat ze door elkaar lopen. Jaïrus roept Jezus te hulp, op weg daarheen geneest Jezus de bloedende vrouw, en daarna redt hij het dochtertje van Jaïrus.

15

O

5:21-23, 35-43

9:18-26

8:40-56

-

16

G

-

9:27-31

-

-


17

Uitdrijving bij een stomme

U

-

9:32-34

-

-


18

G

-

-

-

5:1-18


19

Genezing van een zieke vrouw

G

-

-

13:10-17

-


20

N

6:30-44

14:13-21

9:10-17

6:5-15

21

Jezus loopt op het water

N

6:45-52

14:22-33

-

6:16-21

22

G

6:53-56

14:34-36

-

-


23

Genezing van de dochter van de Kanaanitische (Marcus: Syro-Fenicische) vrouw

G

7:24-30

15:21-28

-

-

24

G

7:31-37

-

-

-

25

Spijziging van de vierduizend (zeven broden en enkele visjes)

N

8:1-9

15:32-39

-

-

26

G

8:22-26

-

-

-

Genezing gaat in twee stappen. Parallel met Marcus 7:31-37, genezing van een doofstomme.

27

Uitdrijving van een boze geest bij een jongen

U

9:14-29

17:14-21

9:37-42

-

28

Munt in de vissenbek

N

-

17:24-27

-

-

29

G

-

-

14:1-6

-


30

Genezing van tien melaatsen

G

-

-

17:11-19

-


31

Genezing van een blindgeborene

G

-

-

-

9:1-12


32

G

10:46-52

20:29-34

18:35-43

-

33

O

-

-

-

11:1-44

34

N

11:12-14

21:18-22

-

-

35

G

-

-

22:49-51

-


36

N

-

-

-

21:1-14

Vergelijk de andere wonderbare visvangst in Lucas 5:1-11.

Totalen

Aantal wonderen

36 18 G 9 N 3 O 6 U

Marcus 20 2 uniek 10 G 4 N 1 O 5 U

Mattheüs 22 3 uniek 10 G 6 N 1 O 5 U

Lucas 21 6 uniek 11 G 3 N 2 O 5 U

Johannes 8 5 uniek 3 G 4 N 1 O geen U