website voor iedereen
EEN REIS IN DE JUNGLE VAN PERU
Victor en Jan gaan naar het militaire vliegveld, de vlucht naar een heel ver jungle dorp aan de Rio Yavari is besproken. De Rio Yavari is een rivier op de grens tussen Peru en Brazilië. 1050 km lang en 400 km bevaarbaar. Elke dag regent het, en daarom kan er geen vliegtuig weg. We kunnen niet anders dan wachten en bidden of de vlucht door kan gaan. Het lijkt wel of de Heere God ons niet hoort. Elke dag gaat mijn man met Victor, onze coördinator, op pad. Naar het vliegveld…… ‘s morgens en ook s middags en elke keer is het antwoord “Nee”.
Het is voor ons een echte beproeving, want heel ver weg in het oerwoud wachten tientallen voorgangers op ons voor een conferentie. Elke dag staan de spullen weer klaar, en ook elke dag moeten we weer wachten.
Dan op een middag komt het verlossende woord, “Vamos!” We gaan zo weg, opschieten, er is haast bij. Vliegensvlug komen Jan en Victor mij halen. Met de motorcar er heen….. en dan moeten we toch nog weer een hele tijd wachten. Er is een oudere broeder, die ook mee gaat. We zullen bij zijn zoon logeren, die woont daar in het regenwoud. Deze oudere broeder is evangelist in de selva, de jungle. Lopend trekt hij steeds maar weer van dorpje naar dorpje om de boodschap van het Evangelie aan de mensen door te geven. Zijn manier van vertellen was heel boeiend, we hingen in de wachtruimte aan zijn lippen. Hij demonstreerde hoe hij Psalm 51 aan de mensen voordroeg. Ademloos luisterden we naar hem en keken we toe, hoe hij die psalm voordroeg. Je zag hoe David op de grond viel en het uitriep: “Wees mij genadig O, God,” en op het dieptepunt van het verhaal kermde hij het uit: “Tegen U, U alleen heb ik gezondigd en gedaan wat kwaad is in Uw ogen”.
Tekst voor tekst kent hij uit zijn hoofd en ik ben dit nooit vergeten, zo indrukwekkend mooi, je hoort David kermen van ellende.
Eindelijk vliegen we. Meestal hebben we een vliegtuigje van stichting SAM, maar dit is weer heel anders. Dit was een zakelijke vlucht. Bij de familie van de oude broeder is een hele verbouwing tot stand gekomen. Voor ons bezoek! Ze hebben van beton een vrij “open” douche gemaakt en een wc. Wel heel hartelijk om dat speciaal voor ons te doen. Eerst hadden ze geen wc en douche. Maar ja…gasten helemaal uit Nederland…dan moet je wat, toch? We krijgen het bed van het echtpaar, ze zijn heel lief voor ons. Rondom het huis zijn veel bomen en het is er altijd wat donker. Hij werkt in de illegale boomkap. Ik heb heel wat verhalen gehoord en ook gezien, en het doet alleen maar pijn…Wat is het dramatisch is voor de natuur. Heel veel dieren worden gedood en verjaagd…. Met één schot hagel konden ze tientallen appen en andere dieren doden. Zo rijk en overvloedig leefden die daar. Maar: “Geld dat stom is, maakt recht wat krom is”. Dat ging hier echt op! Deze mensen waren rijk. Ze werkten voor een Duitse firma.
‘s Lands wijs, ’s lands eer…. Of “on-eer”?
Op een dag als we van de conferentie komen om bij hen te eten, wordt er snel van onder de bank, een stuk gedroogd vlees gepakt, tegen de muur wordt het stof er uit en af geklopt en in het water een poosje gekookt. Nou ,denk ik, dat wordt echt niks. Als we aan tafel zitten en een stuk vlees op ons bord hebben, weet ik geen raad om het te kauwen...zo hard, zo taai, ik schuif het na een poosje maar naar mijn buurman toe. Zij zijn dit gewend en zijn er blij mee, het is ook boeiend om de gebruiken te leren kennen en met hen mee te eten. Dit eten is goed en lekker, maar heel hard en reusachtig taai.
Het was een prachtige tijd, met puur onwetende mensen op de conferentie. Mensen, voorgangers, die stapje voor stapje door Jan ingewijd worden in Gods Woord. En de Heere zal er mee doen, wat Hij er mee voor heeft. Elke dag is heel de dag gevuld met les geven, de maaltijden zijn even een rustpunt. Het is heel boeiend om deze mensen in dit enorm verre gebied een beetje te leren kennen. Deze familie heeft ook een heel snelle boot. We moeten na de cursus nog een nacht wachten voor het militaire vliegtuig komt, onze cursisten zijn met hun bootjes naar huis. Dus besluiten de broeders dat we in een dorp, nog dieper het oerwoud in, op bezoek zullen gaan. Het is een “nativo”-stam, mensen die nog helemaal in de natuur wonen en leven. We ervaren het als een hele eer om naar deze natuurmensen te gaan. Boeiend, spannend ook. Met een snelheid van wel 60 km per uur, racen we over de rivier. De zon schijnt stralend. De oevers zijn geweldig, grote bonte vlinders dwarrelen aan ons voorbij. Sommigen zijn groter dan mijn handen.
Dan plotseling is er een plenzende tropen-regen. Steeds harder en harder stort het water uit de lucht. We schuilen, diep in elkaar gedoken in de open boot onder een paraplu. Na een half uur is er even snel weer de zon die onze kleren doet dampen, en ook drogen. Dan komen we op de plaats van bestemming. Er zijn nog geen mobieltjes, dus niemand kan de mensen laten weten dat we er zijn… Nee? We zullen het zien.
We zijn in een nativo comunidad, een dorp met oorspronkelijke bewoners van een gebied. De comunidad van deze nativo’s is prachtig. Alles is heel schoon, volkomen rust en stilte. Wat een belevenis. Wij zijn de eerste blanken die ooit dit gebied bezochten. Ze hadden de boot aan horen komen en hoog op de oever stonden ze ons met een groot aantal mensen op te wachten. Gereserveerd, maar ook heel nieuwsgierig. Gevaar is er niet, de mensen zijn vriendelijk, maar heel stil. Daar staan we tussen deze Tribo’s met hun getatoeëerde gezichten. Ze wonen in huizen die op hoge palen staan, ze leven van vis, vooral van heel veel vis. Maar ook van dieren uit het bos, zoals herten, bergvarkens, heel vriendelijke dieren die graag geknuffeld willen worden. We leren ze hier in het dorp van dicht bij kennen. Die zijn tam, ze blijven maar tegen me aan schuren en achter me aanlopen. De mensen hier eten ook apen en papegaaien. Harde meel-bananen en vruchten uit het wild maken de maaltijden compleet. Elke dag trekken ze er met hun pijl en boog op uit om wild te schieten. Ze hebben grote bogen met lange pijlen. Wat een trefzekerheid en wat een kracht in zo’n pijl. Als ze, om te demosteren, laten zie hoe ze schieten, kijken we ademloos toe. De grote pijl vliegt zo hoog de lucht in, dat we maar een heel klein stokje meer zien, dat loodrecht naar beneden komt en naast deze broeder in de grond staat te trillen. Wat een spierkracht heeft hij in zijn armen. Ja, Jan moet ook schieten, maar de pijl gaat maar een stukje omhoog. Het is werkelijk een kunst hoe deze broeders kunnen schieten. Dat doe je niet even…daar oefen je je in, van kind af aan. Onze tocht door het dorp, naar ons nachtverblijf, is heel enerverend. Bij bijna elk huis word ons vlees en gekookte bananen aan geboden. Midden in het dorp wordt een heel hert geroosterd op een prachtig zelf gemaakt draai roosterapparaat. Er onder brand een vuurtje. Heel creatief. Iedereen die langs komt staat een poosje te draaien, zodat het hert aan alle kanten gelijkmatig geroosterd wordt. Als het klaar is zal heel het dorp er van eten. Zo zijn hun manieren. Niet egoïstisch zijn om dat jij dat hert hebt geschoten, maar met z’n allen er van smullen. Maar het gaat nog wel even duren voor het zover is. Victor vraagt de hoofdman of hij christen is. Hij staat er voor stil en zegt: “masosmenos”, ongeveer. Hoeveel vrouwen heb je? “Eh…” en kijkt naar een huis, wijst het aan en zegt :.”en esta casa una mujer…(in dat huis een vrouw) y en esta casa, una.” Wijst verder en dan zegt hij… “En esta casa tambien una mujer, dan gaat zijn vinger naar het volgende huis, tambien en esta casa…en als laatste wijst hij het verste en vijfde huis aan. “En hoeveel kinderen heb je,” vraagt Victor. “Eh…en esta casa cinco hijos”(vijf) Hij telt ze op z’n vingers. “Eh, en esta casa tambien cinco”. Peinzend staart hij naar casa tres, “si...” tellend op z’n vingers, “si, tambien cinco”.
Zo telt hij al zijn kinderen, elke vrouw heeft er vijf. Maar dat zijn wel 25 kinderen, denk ik. Onderwijl besef ik dat het heel wat is om christen te zijn of te worden, want die hebben één vrouw, ook in Peru. Dat houd in dat hij vier vrouwen los moet laten als vrouw, maar wel voor die vrouwen en kinderen moet zorgen! Helaas mankeert het daar wel eens aan, met alle gevolgen van dien.
In het huis van de broeder.
Inmiddels is het al donker en worden wij een huis binnen gehaald voor el cena, (het avondeten.) Een plankje, zo breed als mijn voet, is de trap naar het huis, een ruimte zonder ramen, hoog op palen. Aan het eind van het vertrek is het kookvuur met een zwart geblakerde grote pan. Zouden ze daar ook mensen vlees in hebben gekookt? Jan vraagt of ze ook mensen vlees hebben gegeten. “Si, maar nu niet meer, we zijn nu geen heidenen meer”, krijgt hij ten antwoord. Het is toch onvoorstelbaar dat wij hier, duizenden kilometers van huis, bij broeders in hun huis zitten en er volkomen op ons gemak zijn. Op de grond zitten een stel kindertjes op hun hurken en verder de vader. Er is alleen stilte...de grote eigenschap van de Tribo’s. Ze luisteren en geven enkel antwoord. We gaan langs de muur op een boomstam zitten en Victor en de broeder
evangelist met zijn zoon, zorgen voor een vrolijke kout. We vragen of het gepermitteerd is om onze nog natte kleren bij het vuur te drogen. We lopen er heen, de vloer beweegt onder onze voeten en het is heerlijk om het warme vuur te voelen, dat onze kleren wat opdroogt. Het is heel fijn hier en ook bijzonder gezellig om bij deze christen familie te zijn. Want dat zijn ze; christenen. Onvoorstelbaar en wat een heerlijk wonder. Al is hun kennis weinig, even later zitten we, na een spontaan en hartelijk gebed om Gods zegen, aan de vissoep, in grote, zelf gemaakte mokken, tot de rand toe vol, aangereikt door de vrouw des huizes. Alles komt in snel tempo naar ons toe, we kunnen het niet zo snel eten als deze familie. Ze kauwen razendsnel de Yucca, het vlees, de gekookte meelbananen, en slikken alles naar binnen. In grote hoeveelheden. Ons toetje (postre) is een enorme kop bannen soep, bereid met suiker.
Naar de kerk. Wat een avontuur! In het donker diep in het oerwoud, met Indianen, naar de kerk. De ‘dominee’ is ons op komen halen. Boven in de lucht straalt de maan, het kleine licht om de aarde te verlichten, alles is doodstil. Ja de krekels die hoor je… en de grote kwakende kikkers, gloeiende ogen van krokodillen… De selva... wat een machtige wereld. Dan zijn we bij het mooie gebouwtje dat de kerk is. Op een klein tafeltje, voorin de kerk, staan twee kleine kerosine lampjes te branden. Het zijn net een paar conservenblikjes met een tuitje er aan. De dominee wilde Psalm 1 lezen, maar de lampjes geven zo weinig licht dat hij niet kan lezen. Dan zegt hij de Psalm helemaal uit zijn hoofd op. Daar mochten we de tekst waarmee de Heere eens mijn man riep, echt ervaren: ”U zult het vermogen der heidenen eten…” en ook: ”U heeft Hij mede levend gemaakt, daar u dood was door de zonden en de misdaden”. Een hermana van deze gemeente kent het hele nieuwe testament uit haar hoofd. Ik ben er stil van. De gedachten dwarrelen door mijn hoofd, ook voor hen, zo diep in dit regenwoud, gaf Jezus Zijn leven, hangend aan het kruis dacht de Zoon van God, de Zaligmaker van de wereld ook aan hen. Voor ons als mensen waar altijd licht is in de kerk en in de huizen, is het een beetje moeilijk om ons te behelpen. Jan zijn zaklamp moet er aan te pas komen om het hoofdstuk in de Bijbel te lezen. Maar dan ervaar je echt dat de Heere helpt. Dat je het Woord met hen kunt delen en het evangelie van de gekruisigde Christus mag je hier laten klinken. Hier, “aan de einden van de wereld”. Grote kevers en andere insecten komen rond de lamp fladderen, regelmatig worden in het vuur van het kerosine lampje vleugeltjes geschroeid, zodat er na een poosje heel wat insecten dood op de grond liggen. Na Jan zijn preek is het mijn beurt om wat te zeggen. Ik ben een beetje bang dat er zo’n kever in de hals van mijn blouse zal vallen.
Het is een diep ontroerend gebeuren daar zo ver weg in de jungle. Dan lopen we naar een hut die voor ons vijven is. We slapen op de gespleten bamboe, het beweegt en ik kan de slaap niet vatten, het is zo hard, zo verschrikkelijk ongelijk, maar ook zo overweldigend….. slapen in de hut bij een man die eertijds “mensen-eter” was. Een kanibaal!
We worden om 5 uur, in de morgen, geroepen, een broeder verteld ons, dat de broeders in de kerk wachten op een preek van hermano Jan. We gaan er heen en ja, de kerk zit vol, daar zitten de broeders, vol verwachting voor een preek “si, hermano Jan, una predication mas, porfavor. Daar zitten we dan in alle vroegte te luisteren naar het Woord van onze God. Wat een aandacht… Water voor dorstige zielen. “O, God trek er velen uit deze duisternis tot Uw heerlijk Licht”.
In het slotwoord zei de reizende evangelist: “De blanke evangelist expliceerde Gods Woord en legde het aan ons hart”. En de Heere zal doen wat Hem behaagt. Onvergetelijk. Na afloop gaan we in een ander huis ontbijten. Soep van bananen, yucca, vis, vlees… een overvloed. Dan varen we weg, nagezwaaid door het hele dorp. (ook de niet christenen.)
De kinderen met hun aapjes, de prachtige papegaaien en de blaffende honden. We kregen schattige aapjes aan geboden, maar die mogen we niet aannemen, wat ze moeilijk kunnen begrijpen. Zo lieten we deze broeders achter… Weer op pad naar het dorp waar vanmiddag het militaire vliegtuig ons weer zal ophalen om ons naar Iquitos te brengen.
In ons hart galmt het na:
De Filistijn, de Tyrier, de Moren
Zijn binnen u o Godsstad voorgebracht……
Van Sion zal het blijde nageslacht
Eens zeggen: Deez’ en die is daar geboren……..